
01 feb Bij de overname van Achel
[2023] Wanneer een craftbrouwerij wordt overgenomen door een grote brouwerij is het gekrakeel niet van de lucht. ‘De brouwers verkopen hun ziel en de eigenheid van de brouwerij gaat verloren’ wordt er al snel gezegd. Om over de kwaliteit maar niet te spreken.
Maar hoe zit het nu als trappisten afstand doen van een brouwerij? In Achel zijn de kloostergebouwen, inclusief de brouwerij, in handen gekomen van een lokale ondernemer. Een ondernemer die het plan heeft om de brouwerij niet alleen voort te zetten, maar zelfs fors uit te breiden. Een paar jaar geleden verloor de trappistenbrouwerij al het ‘Authentic Trappist Product’ logo van de Internationale Vereniging Trappist. Dat gebeurde toen de laatste trappisten uit Achel wegtrokken. Maar het bier bleef zich nog wel Achel Trappist noemen, omdat het klooster en de brouwerij nog steeds in handen waren van de trappistenabdij van Westmalle. Nu de stenen in bezit zijn gekomen van een ‘wereldse’ ondernemer, vervalt ook de benaming ‘trappist’. Maar het bier blijft gebrouwen worden, sterker nog, er wordt stevig geïnvesteerd. Zou het bier veranderen, nu het geen trappist meer is, net als veel beergeeks vrezen wanneer hun favoriete craftbrouwerij in andere handen komt? Met andere woorden, wat maakt trappistenbier zo uniek?
De internationale vereniging trappist (IVT) stelt een drietal eisen. Zo moet het trappistenbier gebrouwen worden in of nabij een trappistenabdij. Het bier moet vervaardigd worden door of onder toezicht van monniken. En de brouwerij kent een gelimiteerde productie. Wat er aan winst overblijft gaat naar charitatieve doelen. Dat is allemaal mooi en aardig, maar wordt het bier er ook anders door? Gedraagt de gist zich anders op het moment dat ze zich realiseert dat ze leeft in een trappistenbrouwerij? Als ze zich dat al realiseert. Is de mout boller of de hop geuriger? Ik ben bang van niet. Het punt van de gelimiteerde productie is een interessante. Trappisten brouwen om in hun levensonderhoud te voorzien en om de gebouwen van het klooster te kunnen onderhouden. Hun levensstijl is sober. De hoeveelheid geld die hiervoor nodig is, is relatief beperkt en de productie daarmee ook. Als winstmaximalisatie je doel is, dan kan dat snel invloed hebben op de kwaliteit van het product. Je koopt net iets goedkopere grondstoffen in, waarvan je net wat minder gebruikt. Het heet Willem’s 2%-regel. Als maar twee procent van de consumenten een verandering opmerkt, en daar minder dan de helft van reageert, dan is de bezuiniging acceptabel. Het grote gevaar is dat iedere verandering het bier verder afdrijft van het origineel. Dit is het zwaard van Damocles dat veel overgenomen craftbrouwerijen boven het hoofd hangt. Voor mij zit de belangrijkste toegevoegde waarde van trappistenbier in het zinnetje ‘door of onder toezicht van de monniken’. In de kloosterregel waarnaar de trappisten leven staat “opdat God in alles worde verheerlijkt”. Met andere woorden, zowel in arbeid als in gebed en meditatie sta je in verhouding tot het Hogere. Dan laat je het wel na om de kantjes ervan af te lopen. Het is die intrinsieke passie voor kwaliteit die kenmerkend is voor trappistenbier. Het is de ziel van wat een trappistenbier zo anders maakt dan een willekeurig abdijbier. Het is de twijfelachtig of je die passie zo vurig brandend kunt houden wanneer de betrokkenheid van de monniken wegvalt en geld gaat regeren.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.