
24 aug Saint Alphonse
[2020] Eén van de opvallende aspecten van de coronacrisis is hoe snel de nationale grenzen – tot voor kort niet meer dan een streep op Google maps en een bordje langs de weg – ineens weer schier onneembare barrières kunnen worden. In Zeeuws Vlaanderen zie ik hoe een hek over het midden van de weg overburen van elkaar scheidt: rechts is België, links Nederland. Verkeer is niet meer mogelijk. In het Duitse plaatse Breisach, even ten zuiden van Straatsburg, moeten verplegers in auto’s met een Frans kenteken een kaartje op het dashboard leggen dat ze medici zijn, werkzaam in een Duits ziekenhuis. Anders lopen ze kans hun auto bekrast terug te vinden. Breisach ligt aan de Rijn die hier de grens tussen Duitsland en Frankrijk vormt. Ik was er drie weken voordat de crisis losbrak om research te doen voor mijn nieuwe boek ‘Rivier van Bier’. Het wordt het tweede boek in een serie, ditmaal over de biercultuur aan oevers van de Rijn.
In mijn aantekeningen van eerder dit jaar bezing ik het feit dat je zo eenvoudig tussen Duitsland en Frankrijk heen en weer kunt weven, zonder enige controle of vijandschap. Ja, er zijn oorlogsmonumenten, maar de loop van een oude Shermantank op de Franse oever staat niet meer naar Duitsland gericht. Hij staat gericht op een school aan de overkant van de straat. Bij Breisach trek ik de grens over naar het Franse Vogelgrun, direct naast de Rijnbrug.
In dit dorpje van net vijfhonderd zielen bestiert Joël Harbardier brouwerij Saint Alphonse. Als geboren Belg kon hij zijn favoriete bieren in de Elzas niet vinden en besloot ze dan maar zelf te maken. Joël is opgegroeid in de schaduw van de abdij van Orval. Zijn oom was er monnik en hij ging er wekelijks naar de kerk. Hij heeft er ook leren brouwen, van de legendarische monseigneur Rock, de voormalig brouwmeester van trappistenbrouwerij. Liefde en werk bracht hem naar de streek rondom Straatsburg. Joël hoopt met zijn brouwerij een impuls te kunnen geven aan het totaal leeggelopen dorpje waar hij woont. Letterlijk om leven in de brouwerij te brengen. Dat lukt redelijk. Inmiddels heeft hij acht werknemers en brouwt drie duizend hectoliter per jaar in de voormalige feestzaal van het dorp.
Trouw aan zijn wortels brouwt Joël bieren in een Belgische stijl: blond, wit, amber, bruin en tripel. Maar ook zijn huidige omgeving heeft invloed. De bieren zijn alle gebrouwen volgens het Reinheitsgebot. Zelfs zijn kerstbier, wat in Frankrijk gewoonlijk stijf staat van de kruiderij, is uitsluitend uit mout, hop en water gebrouwen. Het kerstbier is bij hem een variant van zijn Ambrée. Het is de enige Franse Ambrée die mij bevalt. Saint Alphonse mist dat wrange toontje dat amberbieren hier vaak hebben.
Als ik Joël vraag waar hij zijn gist vandaan heeft, trekt hij zijn schouders op. Hij lacht minzaam voordat hij zegt: “verschillende”. Dan fluistert hij zachtjes “maar meestal die van Orval”. Toen hij serieus wilde gaan brouwen, vroeg hij aan Rock of hij in de beroemde trappistenbrouwerij mocht werken om het vak te leren. Dat mocht. Ik vraag hem waarom hij zelf geen Orvalachtig bier brouwt. Zijn antwoord is even bescheiden als helder: “een groot voorbeeld moet je niet klonen.”
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.